Deze vis werd voor het eerst verzameld door de heer van Heurne in 1910 en later door een Nederlandse expeditie die rond 1920 alle aspecten van natuur en cultuur in Nieuw Guinea bestudeerde. Hij werd beschreven door L.F. de Beaufort die met deze reis meeging om vooral de vogels te bestuderen en dr. Weber. De Beaufort werd directeur van het Zoölogisch museum van Artis en later professor in de zoögeografie bij de Universiteit van Amsterdam. Hij wordt gevonden in de Maberamo rivier en zijn zijrivieren en kreken in het noorden van West Papua. Een vindplaats was een klein troebel kreekje door het regenwoud, zo’n 4 meter breed en maar 50 cm diep met poelen tot 1,5 meter diep, langzaam stromend en met een bodem van zand, grind en afgevallen bladeren met een temperatuur van 24˚ tot 29˚C, een pH van 6,6 tot 8,0. Goede kweekresultaten worden bereikt in water van rond 27˚, een geleidbaarheid van 410 en 500 μ/cm met een hardheid van 80 – 120 mg/L. Toen deze vissen voor het eerst voor het aquarium beschikbaar kwamen, rond 2000, waren ze buitengewoon duur en werden alleen de mannetjes verkocht. Na enige tijd kwamen toch ook vrouwtjes beschikbaar en zakte de prijs, toen hij goed na te kweken bleek. Het is een alleseter die in het aquarium vlokken, diepvries- en levend voer eten en ook wat plantaardig materiaal nodig heeft.
Wetenschappelijke naam:
Melanotaenia praecox
Nederlandse naam:
Diamant of dwerg regenboogvis
Familie:
Melanotaenidae, regenboogvissen
Herkomst:
West Papua, Nieuw Guinea
Lengte:
7 cm
Voortplanting:
Eierleggend, de eieren worden zoals bij alle regenbogen in kleine hoeveelheden afgezet op planten met fijne bladeren, en verder aan hun lot overgelaten