Wetenschappelijke naam:

Symphysodon aequifasciatus

Nederlandse naam:

Discusvis

Familie:

Cichlidae (Cichliden)

Herkomst:

Peru, Brazilië en Colombia (Zuid-Amerika)

Lengte:

Tot 20 cm

Voortplanting:

Eierleggend

Discusvis

De discusvis heeft verschillende bijnamen zoals ‘de parel van de Amazone’ of ‘de koning der zoetwatervissen’. Het is een erg statige vis, welke niet enorm druk door het aquarium zwemt. Het is een groepsvis, wat betekend dat deze vis graag gezelschap heeft van soortgenoten. Een groep van 7 is het minimale aantal om deze dieren goed te laten gedijen. Het zijn geen gemakkelijke dieren om goed te houden, ze stellen hoge eisen aan de waterkwaliteit. Zo hebben zij het liefst een lagere zuurgraad (Ph). In het wild leven zij op een Ph van 6.0 maar omdat onze dieren nakweek dieren zijn; dat wil zeggen dat deze dieren niet uit het wild komen maar in gevangenschap zijn gekweekt, stellen zij niet zulke hoge eisen aan de zuurgraad. Wel houden zij van wat warmer water, namelijk 28 graden Celsius. De broedzorg van deze statige dieren is uiterst interessant. Wanneer er een koppel is gevormd zullen zij opzoek gaan naar een geschikte plek om de eitjes af te zetten. Dit is meestal een vrij glad oppervlak zoals een stuk kienhout of een breed blad van een plant. Deze zal zorgvuldig door beide
dieren worden gepoetst. Wanneer het afzet substraat helemaal schoon is zal het vrouwtje gaan beginnen met het afzetten an de eieren, waarna het mannetje ze daarna zal bevruchten. Bij bovenstaande temperatuur zullen deze na 4-5 dagen uitkomen en zullen de larfjes door pa en moe naar een andere plek worden verplaatst. Na weer 4-5 dagen gaan de larfjes van 2 millimeter groot zelfstandig zwemmen en wel heel dicht tegen de ouder dieren vaan. Op dit moment vormt het ouderpaar een hele dikke slijmhuid en dit dient als voedsel voor de jonge discusvissen. Pa en moe wisselen elkaar af als het op voederen van de jongen aankomt. Maar wanneer de jongen ongeveer 2-3 cm groot zijn is het van belang om ze van hun ouders te scheiden, want op dit moment eten zij zoveel van de slijmhuid op, dat de ouders zelf bijna niets meer overhouden. Deze slijmhuid dient namelijk niet alleen als voedsel, maar ook ter bescherming tegen parasieten en wondjes. Wanneer deze mist zijn ze dus veel vatbaarder voor ziekten en kunnen zij bezwijken aan de broedzorg voor hun nageslacht.