Het geslacht Acanthicus behoort tot de grootst wordende harnasmeervallen. Het hele lichaam is bezaaid met odontoden. Odontoden zijn de stekels welke goed te zien zijn bij grote exemplaren. Vooral de mannetjes hebben er hier meer van en zijn groter, vooral op de borstvinnen en achter het kieuwdeksel. Dit zijn ook geen dieren die met een netje gevangen moeten worden, want zo komen zij vast te zitten met alle ellende van dien, want dit zijn ook geen dieren om zonder handschoenen beet te pakken, daar zij je goed kunnen verwonden. Het zijn echte omnivoren, dus voeren wij ons exemplaar met mosselen, spiering, spirulina, komkommer en garnalen.
Vaak worden dit soort dieren in de dierenwinkel verkocht als “algeneter”. Echter niets is minder waar! Met de grote zuignap als mond eten zij wel wat alg van de ruit, maar zullen zij meer tijd bezig zijn om als bulldozer door het aquarium gaan. Ook vanwege hun uiteindelijke lengte is dit een ongeschikt dier voor in het gemiddelde aquarium.
Wetenschappelijke naam:
Acanthicus adonis
Nederlands naam:
Lierstaart pleco
Groep:
Loricarridae (Harnasmeervallen)
Herkomst:
Stroomgebied van de boven-Amazone in noordelijk Peru
Lengte:
100 tot 120 cm
Voortplanting:
Deze soort is al eens nagekweekt in een publiek aquarium in Luxemburg. Het legsel bestond uit 1000 eieren. Na uitkomen waren de jongen al 3 cm groot en zijn opgekweekt met voeseltabletten.